Liefde voor je vak, bruggenbouwers en groene inkt

Wat was ik moe zeg, gisteren. Maar nu schrijf ik verder. De regisseur was naast me gaan zitten op de gymbank Ons gesprek werd onderbroken door een dame die de bok op kwam halen. Ze had een grote broek aan en de mouwen van een soort indianenhemd hoog opgestroopt. Ze droeg haar haar kort en hoestte als er teveel klinkers in een zin zaten, leek het. Ze was klein en een stoer soort vrouw en lachte vrolijk naar mij. ‘Haa, de verhalenman van de sigarendozen!’, riep ze iets te hard voor mijn oren.

Herman vertelde mij dat de vrouw, Gemma genaamd,  zijn drie zusters en zijn twee broers, ook gekend had. ‘Ojaah’, zei ze met een volle stem en haar armen in de lucht, ‘Ik weet het nog precies… mooie tijden… je had niks, maar maakte alles. Nou, ik weet het nog wel goed hoor, zoals bij de try-outs van de Parlevinkers, dagenlang motregen. Het ging maar door, wel de hele week, misschien nog wel langer. Dat doorweekte hun haar zelfs door de regenkapjes, zo erg dat hun kapsels te troebel werden voor de pruiken. Jaja, dat deed hun spel dan meestal te kort’. Ik knikte alsof ik het kon volgen. Wat ik ook wel deed, maar ik begreep de clou niet. Het gaf niet, dat zag ik aan de regisseur.

Gemma zette een lied in over ballonnen en rozen en vertrok met de bok op een hondje (dat is een laag karretje op vier wielen), die net door de deur naar de turnzaal paste. Herman was tegen de muur gaan staan, alsof hij een handstand wilde maken. Ik schrok, ‘Een handstand…?’ Dat deed hij niet. Gelukkig, want ik had hem niet kunnen opvangen met mijn gewicht en lengte, ten opzichte van zijn leeftijd.

Hij gleed nu, met zijn rug tegen de muur, langzaam naar beneden. Hij had zijn ogen halfopen en hij sprak nu meer in zichzelf dan tegen mij. Ik schreef het ondertussen allemaal snel op… ‘Hardop kwam het bericht aan bij Een Brug Te Ver. Ze vergaten dan steeds hun tekst tot de woorden zinnen werden, die de beelden opaten…’ tot hij op zijn hurken zat en daarbij declameerde uit een oud stuk van Tjechov (ik weet niet zeker of ik het goed heb kunnen noteren):

~ ‘Goedeski en skipardon, lift in sneeuwlagen huizenhoog gazon.’
~ ‘Er is geen weg, geen brug, geen ik. Ik ben het zelf, soldaat Van Herrenstecker! Geef Acht!’
~ ‘Halina, Kom kijk dan. Aanschouw het luisterrijke in deze tuin, hoe is mijn innerlijk verweven. (…) en zie voor jezelf de horizon… (…). De zon, de zon en nog een keer, die springt en (…) hoog was ik maar eens een luchtballon.’

Herman Ottevanger leek de ruimte waar we waren helemaal in te nemen en tegelijk uit te ademen. Het bleef nog even stil, tot er twee mannen binnenkwamen met ieder een strohoedje op. Ik dacht even aan Mini en Maxi, maar hun lengte lag niet zo ver uit elkaar als die van deze twee komedianten. Ze duwden een brug naar binnen. ‘Mot ie hier staan?’, vroeg de langste van de twee met de blauwste ogen. Het klonk bijna als een bevel, maar toch vriendelijk. De regisseur knikte hen toe. Het was goed, hier moest de brug staan. De mannen tikten aan hun strohoedjes, precies tegelijk. Dat was ter bevestiging, niet meer en niets minder en ze vertrokken weer. De kleinste van de twee deed nog een vrolijk komiek pasje.

Herman stak zijn hand naar me uit. Het was tijd om afscheid te nemen. ‘Mooi dat je me bent komen opzoeken. Schrijf er maar iets moois van, misschien wel een toneelstuk? Maar dan moet je er wel je ziel en zaligheid inleggen, haha’. Hij vertrok, stak zijn hand nog een keer op en verdween toen door een deur naar een kamer waar het naar oud bier rook en naar was waar het weer in zat.

Ik ga hem zeker nog wel eens opzoeken. Want boeiend was het wel. Van Gemma, de vrouw, heb ik nog acht sigarendozen gekregen en van de beide strohoedjes nog wat hemdendozen. Altijd handig. Daarmee kan ik mooi verder vooruit met schrijven. Buiten is het zacht gaan waaien, zie ik. Misschien zwaarder weer op komst?

Eerst vlug nog maar even naar de kantoorboekhandel en een flesje inkt kopen, voor de winkels sluiten. Groene inkt, want alles in mij denkt aan iets van vroeger. Wat, dat weet ik nog niet precies. Het is een gevoel en ik kom er straks vast achter als ik de inkt in mijn vulpen doe en het verhaal van Herman Ottevanger, de regisseur ga opschrijven.

Dit bericht werd geplaatst in Tobe's Verhalen en getagged met . Maak dit favoriet permalink.